Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Laat hen [16]smelten als water, laat hen daarhenen drijven; [17]legt [18]hij zijn pijlen aan, laat hen zijn, alsof zij [19]afgesneden waren. 16. Dat is wegvloeien, gelijk iets, dat gesmolten is, daarheen vloeit. Anders, zij zullen verworpen worden, zij zullen als water weggeen, en zo in het volgende. 17. Hebr. zal hij, of hij zal zijne pijlen treden; dat is, den boog spannen en zijne pijlen daarop leggen. Alzo hfdst.64 vs.4. 18. Te weten, elkeen van mijn goddeloze vijanden. Alzo in het begin van vs.10, en voorts in vs.11. 19. En vervolgens, verstompt, zodat zij niet kunnen doordringen, of beschadigen. Anders, laat hen zijn als korenaren, of stoppelen, stro; dat is, licht en krachteloos.